De aftrek van de kosten van personenwagens wordt beperkt op basis van de CO2-uitstoot van het voertuig. Logischerwijze zou een meerwaarde bij verkoop van het voertuig dan ook maar beperkte belastbaar mogen zijn. Maar fiscaliteit rijmt niet altijd met logica.
Aftrek
In de vennootschapsbelasting en, sinds 2020, ook in de personenbelasting, is de aftrek van kosten die te maken hebben met een personenwagen afhankelijk van de CO2-uitstoot van het betrokken voertuig. De basisformule luidt als volgt:
120 - (0,5 x coëfficiënt x CO2-uitstoot gr/km).
De coëfficiënt in deze formule bedraagt:
• 1 voor voertuigen met een dieselmotor;
• 0,90 voor voertuigen op aardgas met minder dan 12 fiscale pk; en
• 0,95 voor alle andere voertuigen.
Het resultaat van deze berekening mag niet hoger zijn dan 100% (bv. voor elektrische voertuigen) en mag niet lager zijn dan 50%, behalve als het voertuig een C02-uitstoot heeft van meer dan 200 gr/km. Voor die voertuigen is de aftrek standaard beperkt tot 40%.
Dit is de formule voor het jaar 2022, maar in de loop van de volgende jaren wordt de autofiscaliteit grondig overhoop gehaald en wordt de aftrek van de CO2-uitstotende personenwagens over de volgende 5 jaar gradueel tot nul herleid.
Belastbaarheid
Als de vennootschap een voertuig verkoopt waarvan de afschrijvingen, maar ook andere kosten, onderworpen werden aan bovenstaande aftrekbeperking, dan wordt de belastbare basis van de meerwaarde in de regel op dezelfde manier beperkt.
Maar dat principe geldt blijkbaar niet altijd.
Verkoop na renting
Een vennootschap kan een voertuig op drie manieren verwerven:
• via een simpele aankoop;
• via financiële leasing (wat algemeen beschouwd wordt als een financieringsvorm); en
• ten slotte via operationele leasing (ook bekend als ‘renting’).
Renting is echt huren, waarbij het contract een aankoopoptie kan bevatten, maar dat hoeft niet. Als de vennootschap die aankoopoptie niet licht, dan blijft het voertuig eigendom van de verhuurder. Als de vennootschap de aankoopoptie wel licht, dan koopt ze het voertuig op het einde van het contract tegen de vooraf afgesproken prijs en onder de vooraf bepaalde voorwaarden.
De huur die de vennootschap betaalt is onderworpen aan de beperking die hierboven werd beschreven.
Als een vennootschap een wagen op het einde van een rentingcontract aankoopt en ze dat voertuig vervolgens weer verkoopt met een meerwaarde, lijkt het logisch dat de belastbare basis ook beperkt zou worden. Maar de minister heeft een andere mening en volgens de letter van de wet heeft hij nog gelijk ook.
Immers, het parallellisme tussen de aftrekbeperking en de beperking van de belastbare basis gaat enkel op als de ‘afschrijvingen’ beperkt werden. Maar de vennootschap huurde het voertuig en heeft dus nooit afschrijvingen geboekt, enkel huurgelden.
Stel dat de vennootschap het voertuig nog een jaartje gebruikt. In dat geval zal het voertuig wél afgeschreven worden in de vennootschap. De prijs waartegen de optie werd gelicht, is dan de afschrijvingswaarde van het voertuig en daarop kan dan afgeschreven worden.
Liever geen renting meer?
Met de nakende hervorming van de autofiscaliteit is het sowieso geen goed idee om nog CO2-uitstotende personenwagens aan te schaffen, maar hou er intussen rekening mee dat een vennootschap na renting best niet meteen verkoopt.
Kommentare